De Groot plaatste de installatie op twee plekken: op een verhoging naast de kazemat van het fort en op het dak van de Genieloods. Onderdeel van dit werk is een fragment uit het middeleeuwse lied van de twee koningskinderen, dat op het dak en zijkant van de Genieloods is gedrukt. Het lied gaat over twee kinderen die van elkaar houden, maar van elkaar gescheiden zijn door een diep water. Het meisje steekt kaarsen aan, als lichtbaken voor de jongen om op te zwemmen. Voor het fort verrijst een zilverkleurig beeld op een 7 meter hoge mast. Op de top van de mast staat een gesluierd meisje, dat met haar hand een zegenend gebaar maakt richting de tekst op de Genieloods.